@article {117, title = {Mutual intelligibility of Dutch and German cognates by humans and machines}, year = {2010}, publisher = {Nederlandse Vereniging voor Fonetische Wetenschappen}, address = {Utrecht, The Netherlands}, abstract = {

Many languages are so closely related that they are mutually intelligible to a certain extent. Mutual intelligibility between language pairs is sometimes asymmetric. For example, Danes understand Swedish better than Swedes understand Danish (Delsing \& Lundin {\r A}kesson, 2005; Gooskens et al., in press) and Brazilians understand (Argentinean) Spanish better than Argentineans understand (Brazilian) Portuguese (Jensen, 1989). These results are usually explained by extra-linguistic factors such as asymmetric attitudes towards the (speakers of the) languages involved and unequal experience with the languages. Additionally, linguistic differences can also be asymmetric and can also account for asymmetric mutual intelligibility.

This project aims to investigate factors determining intelligibility between Dutch and German. Dutch listeners (score: 87\%) understand German better than Germans (score: 73\%) understand Dutch (H{\'a}z, 2005). The most obvious explanation for this asymmetry is the fact that Dutch children learn German at school while Dutch is not a part of the curriculum for German children. The first aim of our investigation is to rule out the influence of education by testing mutual intelligibility of Dutch and German with children of 11 to 12 years who have not yet learnt the neighbouring language at school. We selected ca. 750 highly frequent Dutch-German cognate nouns (Celex corpora). These cognates were read aloud by a perfect bilingual speaker of German and Dutch and presented to the subjects in a translation task. Prior tothe intelligibility test, the German and Dutch subjects answered questions on their attitudes towards and experience with the neighbouring language and its speakers.

The second aim of our investigation is to model the mutual Dutch-German intelligibility through automatic speech recognition. Dutch cognates used in the intelligibility test (described above) were presented to a German speech recognizer and the German words to a Dutch speech recognizer of the same make (Dragon NaturallySpeaking Standard version 10). The speech recognizers had been trained by our bilingual speaker in exactly the same way in both languages. The percentage of correctly recognized words per language is our measure of intelligibility. If the German-Dutch intelligibility is asymmetric it can be assumed that non-linguistic factors do not play a decisive role and that the asymmetry can be explained at least partly by linguistic factors.

The results of the human-based experiment will be compared to the results of the computer-based experiment.

}, author = {Vincent van Heuven and Charlotte Gooskens and Ren{\'e}e van Bezooijen} } @article {210, title = {De r van kinderen in grote steden}, year = {2004}, publisher = {Nederlandse Vereniging voor Fonetische Wetenschappen}, address = {Utrecht, The Netherlands}, abstract = {

Vanouds kende het Nederlands vooral de al dan niet getrilde tongpunt-r, wat leidde tot een redelijk homogene situatie. Rond 1900 kwam de getrilde of geschraapte huig-r op, in het zuiden in aaneengesloten gebieden en elders vooral in de grote steden. De Hollandse steden speelden hierbij een belangrijke rol. Nu is er een tweede krachtige expansie aan de gang, dit keer van de approximantische r (vaak de Gooise r genoemd). Nog sterker dan eerst lijken het de Hollandse steden te zijn die de taalverandering trekken. Althans, dat is de conclusie die we uit een eerder onderzoek in Haarlem en Nijmegen hebben getrokken. Ondertussen zijn er gegevens verzameld voor acht andere grote steden, verspreid over Nederland. In mijn lezing zal ik mij richten op de actuele toestand rondom de uitspraak van de r door kinderen in grote steden. De volgende vragen staan hierbij centraal:

  1. Waar treft men homogeniteit aan, met welke r?
  2. Waar treft men variatie aan, met welke r-en?
  3. Hoe kunnen de verschillen worden verklaard?
}, author = {Ren{\'e}e van Bezooijen and Griet Coup{\'e}} } @article {229, title = {De Gooise r: chique maar toch irritant?}, year = {2003}, publisher = {Nederlandse Vereniging voor Fonetische Wetenschappen}, address = {Utrecht, The Netherlands}, abstract = {

De Gooise r - dat wil zeggen de approximantische realisatie van de /r/ in postvocale positie - lijkt zich in een rap tempo in het Nederlands te verspreiden. In Haarlem is hij onder kinderen nu de enige postvocale realisatie van de /r/, maar ook in Nijmegen heeft de helft van de kinderen hem al. Ook in de media tref je hem veelvuldig aan: tweederde van de televisiepresentatoren gebruikt hem op z{\textquoteright}n minst af en toe. Vindt men de Gooise r dan zo veel aantrekkelijker dan de tongpunt-r en de huig-r? En wat straalt de Gooise r dan uit, met wat voor persoonlijkheid worden de verschillende varianten geassocieerd? Wat weten mensen van het voorkomen van verschillende r-varianten in Nederland? Deze vragen stonden centraal in een evaluatie-onderzoek dat ik heb uitgevoerd in vier regio{\textquoteright}s: (de gebieden rondom) Hilversum, Nijmegen, Geleen en Leeuwarden. Het aantal luisteraars per plaats lag tussen de 30 en 40 personen, verdeeld over mannen en vrouwen en twee leeftijden. Er werd gebruik gemaakt van de matched guise techniek, waarbij dezelfde tekst door dezelfde spreker met verschillende combinaties van r-en werd ingesproken. Ik presenteer in mijn lezing de resultaten.

}, author = {Ren{\'e}e van Bezooijen} } @article {248, title = {De huig-r in het Nederlands: routes en mechanismes}, year = {2002}, publisher = {Nederlandse Vereniging voor Fonetische Wetenschappen}, address = {Utrecht, The Netherlands}, abstract = {

Algemeen wordt aangenomen dat de oudste r in het Nederlands de tongpunt-r is. Op een bepaald moment is daar de huig-r bijgekomen. Nu komt de huig-r als dominante variant voor in een groot aantal gebieden van Nederland en Vlaanderen en als enclave temidden van tongpunt-r gebied in een aantal steden (bijvoorbeeld Gent, Den Haag en Zwolle). De huig-r is nu ook geaccepteerd binnen het Standaardnederlands. Er zijn verschillende visies op de herkomst van de huig-r: sommigen denken dat hij uit het Frans afkomstig is (waar hij in de eerste helft van de 17e eeuw ontstaan zou zijn) en anderen denken dat hij (daarnaast) een lokale oorsprong heeft. Deze twee benaderingen zal ik in mijn lezing presenteren. Daarnaast zal ik ingaan op de mogelijke verspreidingsmechanismes. Ik onderscheid daarbij: spontane genese, tweede taalverwerving, eerste taalverwerving, genetische bepaaldheid, sociale imitatie en interne taalverandering.

}, author = {Ren{\'e}e van Bezooijen} } @article {267, title = {De uitspraak van de Nederlandse ei bij avant-gardistische mannen en vrouwen: een akoestische studie}, year = {2001}, publisher = {Nederlandse Vereniging voor Fonetische Wetenschappen}, address = {Utrecht, The Netherlands}, abstract = {

Volgens Stroop (1999; www.hum.uva.nl/poldernederlands) ontwikkelt zich een nieuwe vorm van het Nederlands bij hoogopgeleide, vooruitstrevende vrouwen in heel Nederland. Dit zgn. Poldernederlands wordt met name gekenmerkt door verlaging ("verwijding") van de diftongen ei, ui en au. We testen deze sociofonetische claim door een jaar lang (alle) gasten (16 mannen, 16 vrouwen) van hetzelfde vooruitstrevende televisieprogramma op band op te nemen en uit de opnames per spreker at random 10 beklemtoonde tokens van de klinker ei te selecteren, evenals 5 vergelijkbare tokens van de ie en 5 van de aa. Klinkerduur en formanten (F1...F2) zijn gemeten, de laatste op 1/4 en op 3/4 van de duur van de ei, en op het temporeel midden bij ie en aa. Relatieve klinkerwijdte werd uitgedrukt als een percentage van de spectrale - twee-dimensionele - afstand in Bark tussen ie (0\%) en aa (100\%). Grootte van de verglijding werd op analoge wijze relatief uitgedrukt. De sprekers werden per sekse verdeeld in een sterk- en een zwakverlagende helft. Bij de sterk-verlagende groep vertoonden de vrouwen inderdaad significant lagere ei-inzetten dan de mannen. Bij de zwak-verlagende helft van de sprekers was er geen effect. Bij alle sprekers was de duur van de ei gelijk aan die van de aa. We interpreteren dit resultaat als steun voor de sociolinguistische claim van Stroop: vrouwen lopen bij deze taalverandering voor op de mannen. Het is niet zo dat de ei verandert in een aai (dus wei wordt niet waai): de diftong wordt alleen lager en niet sterker of langer.

}, author = {Loulou Edelman and Vincent van Heuven and Ren{\'e}e van Bezooijen} }