Klankverschuiving versus morfo-fonologische structuur: diffusie van spontane palatalisatie [u]>[y] en umlaut in Oostelijke dialecten

TitleKlankverschuiving versus morfo-fonologische structuur: diffusie van spontane palatalisatie [u]>[y] en umlaut in Oostelijke dialecten
Publication TypePresentation
Year of Publication2008
Conference NameSymposium Taal- en Spraakvariatie
AuthorsPostma, Gertjan
PublisherNederlandse Vereniging voor Fonetische Wetenschappen
Conference LocationAmsterdam, The Netherlands
Abstract

Het latere oud-germaans onderging een radicale herstructurering van de klinkerinventaris met de introductie van een nieuwe serie van ronde voorklinkers, waarschijnlijk ongeveer tussen de 6de en 8ste eeuw (Grimm 1822). Deze nieuwe klinkerreeks (nog afwezig in het Gotisch) is wel toegeschreven aan Keltische substraatwerking maar ook aan taalinterne processen van push-chain om oplossing te bieden aan de overbezetting van het [achter]-domein van de klankruimte (Labov 2007). In weerwil van de globale gelijkenis van het fonologische systemen van het nieuwere continentale Germaans, is deze nieuwe serie in het taalsysteem geïncorporeerd op tenminste twee manieren die ruimtelijk van elkaar gescheiden waren: 1. als een voorwaardelijke verandering ("secundaire umlaut") in ruwweg de variëteiten van het hedendaagse Duitse grondgebied en de grensdialecten waarbij [u] tot [y] overging onder invloed van [i], en 2. als een over de gehele breedte opererende klankverschuiving van spontane palatalisatie van lange klinkers in taalvariaties op ruwweg het hedendaagse Nederland, [u:]>[y:]. Voor het interne mechanisme van secundaire umlaut wordt oncontroversieel een umlaut-factor aangenomen in onbeklemtoonde lettergrepen. Een mogelijk taalintern scenario is dat de umlautfactor een licht gefronte allofoon van de voorafgaande achterklinker veroorzaakte, welke fronting fonemische status kreeg na reductie en afval van de umlautfactor (Sheter 1958), waarschijnlijk als onderdeel van een deflectieprocess in de laat Oud-germaanse periode. Omtrent het mechanisme van spontane palatalisatie is veel minder eenstemmigheid. Ondanks de mogelijke kritiek op een push-chain scenario (Goeman) is voorshands geen goed alternatief voor spontane palatalisatie voorhanden. Opmerkelijk is wel dat deze tweede verandering vatbaar is voor de sociologische dimensie. Deze spont. pal. diffundeert van west naar oost (Kloeke 1927, Van Reenen 1992) en heeft inmiddels het gebied van umlaut bereikt. In deze presentatie zullen we nagaan wat er op het grensvlak (grens Salland-Twente) gebeurt.

Referenties

  • Goeman. A. (1994). Geen Great Vowel Shift in de Nederlandse dialecten. In: G. E. Booij en J. van Marle (red.) Dialectfonologie. Cahiers van het P.J. Meertens-Instituut 6, p. 20-60.
  • Goossens, J. (1962), “Die gerundeten Palatalvokale im Niederländischen Sprachraum”. Zeitschrift für Mundartforschung 29, 313-328.
  • Grimm, J. (1822). Deutsche Grammatik. Göttingen.
  • Heeroma, K. (1965), “De herkomst van het Nederlandse vocalisme”. Taal en Tongval 17, 162-180.
  • Kloeke E.G.G. (1927), De Hollandsche Expansie in de zestiende en zeventiende eeuw en haar weerspiegeling in de hedendaagsche Nederlandse dialecten: proeve eener historisch-dialectgeographische synthese. ’s-Gravenhage.
  • Labov, W. (2007). The life history of linguistic change. Talk presented at ICHL18, Aug 7-11, 2007, Montreal.
  • Martinet, André (1955). Êconomie des changements phonétiques. Bern.
  • Reenen, Piet van (1992). Corpustaalkunde en de Hollandse Expansie. Amsterdam.
  • Reenen, Piet van ( 2006). In Holland staat een huis. Münster.
  • Reenen, Piet van & Gertjan Postma (te verschijnen). Huus/huuse en moes/ moesen: Hollandse en Groningse Expansie versus meervoudsumlaut. Taal en Tongval.
  • Shetter, W.Z. (1958). Phonemics of the Zwolle Dialect: Synchronic and Diachronic. Language 34, 40- 54.