Abstract
Omdat ik graag fonemen tel, heb ik me jarenlang afgevraagd hoe het zit met de geschreven <w> in het Nederlands, en dan in het bijzonder wat er gebeurt als de "vocale" <w>, zoals in <eeuw>, botst met de "consonantale" zoals in <wisseling>, dus bijvoorbeeld in het woord <eeuwwisseling>. Mijn student Ilaria Colombo heeft het nu uitgezocht met een aantal proefpersonen, die ieder een stuk tekst van het KNMI over sneeuw twee keer voorlazen (en alleen de vlot uitgesproken tweede versie is getoetst).
Fonetisch gesproken blijken eind-<w>'s inderdaad meer vocalisch te noemen en begin- <w>'s meer consonantaal. Wat er in <ww> gebeurt is echter opvallend: het geheel heeft de duur van een typische eind-<w> *plus* de duur van een typische begin-<w>, en de eerste helft heeft de akoestische eigenschappen van een typische eind-<w>, terwijl de tweede helft de akoestische eigenschappen van een typische begin-<w> heeft.
Nu zeggen de fonetische eigenschappen van de <w> niet *alles* over de fonologie van de <w>, maar toch wel *wat*. Want als de <w> mee zou doen aan de door verschillende fonologen geclaimde algemene Nederlandse regel van degeminatie, dan zou je verwachten dat <eeuwwisseling> zou klinken als "ee+wisseling" of als "eeuw+isseling", of misschien als een soort ambisyllabische tussenvorm, maar niet als "eeuw+wisseling", en dat doet het dus wel.
De conclusie is dat er ofwel 1 foneem "w" is dat zich toevallig aan degeminatie onttrekt, ofwel dat de fonologie van het Nederlands netjes generaliseert over alle consonanten, en dat er dus 2 fonemen "w" zijn. Met deze laatste mogelijkheid correspondeert waarschijnlijk het gebrek aan alternanties. In mijn praatje laat ik zien hoe een computergesimuleerde leerder van het Nederlands vanzelf een voorkeur krijgt voor een analyse in 2 fonemen.
Fonetisch gesproken blijken eind-<w>'s inderdaad meer vocalisch te noemen en begin- <w>'s meer consonantaal. Wat er in <ww> gebeurt is echter opvallend: het geheel heeft de duur van een typische eind-<w> *plus* de duur van een typische begin-<w>, en de eerste helft heeft de akoestische eigenschappen van een typische eind-<w>, terwijl de tweede helft de akoestische eigenschappen van een typische begin-<w> heeft.
Nu zeggen de fonetische eigenschappen van de <w> niet *alles* over de fonologie van de <w>, maar toch wel *wat*. Want als de <w> mee zou doen aan de door verschillende fonologen geclaimde algemene Nederlandse regel van degeminatie, dan zou je verwachten dat <eeuwwisseling> zou klinken als "ee+wisseling" of als "eeuw+isseling", of misschien als een soort ambisyllabische tussenvorm, maar niet als "eeuw+wisseling", en dat doet het dus wel.
De conclusie is dat er ofwel 1 foneem "w" is dat zich toevallig aan degeminatie onttrekt, ofwel dat de fonologie van het Nederlands netjes generaliseert over alle consonanten, en dat er dus 2 fonemen "w" zijn. Met deze laatste mogelijkheid correspondeert waarschijnlijk het gebrek aan alternanties. In mijn praatje laat ik zien hoe een computergesimuleerde leerder van het Nederlands vanzelf een voorkeur krijgt voor een analyse in 2 fonemen.
Publication type
Presentation
Year of publication
2015
Conference location
Utrecht
Conference name
Dag van de Fonetiek 2015
Publisher
Nederlandse Vereniging voor Fonetische Wetenschappen