Abstract
In het bestaande perceptieonderzoek naar spraakontwikkeling hebben de luisteraars die de kwaliteit van de spraak beoordelen doorgaans dezelfde moedertaal als de onderzochte kinderen. Ons experiment verkent een alternatief. In een paarsgewijze vergelijkingstaak werd de spraakkwaliteit van Vlaamse normaalhorende kinderen en kinderen met een gehoorverlies beoordeeld door moedertaalsprekers en niet-moedertaalsprekers. Toegevoegde waarde: luisteraars zonder enige kennis van de bestudeerde taal(structuur) baseren hun beoordelingen noodzakelijkerwijs op spraakgerelateerde elementen en worden niet afgeleid door bv. een normatieve visie op de standaarduitspraak of via uitspraakonderwijs verworven ideeën m.b.t. een regionale of dialectische klankkleur.
Van zeven normaalhorende kinderen en veertien kinderen met een gehoorverlies werden 126 korte Nederlandse nonsenszinnen verzameld. Deze zinnen werden in paren voorgelegd aan 81 moedertaalsprekers van het Frans, Duits, Italiaans en het Nederlands met behulp van een tool voor paarsgewijze vergelijking (D-PAC) die vertrekt vanuit een holistische visie op beoordeling. Per paar werd aan de luisteraars gevraagd welke stimulus het beste klonk. Het eindresultaat: een rangorde van de stimuli volgens spraakkwaliteit.
Als we de rangorde analyseren, zien we aan de ene kant vooral normaalhorende kinderen terwijl kinderen met een gehoorverlies zich geclusterd aan het andere uiteinde bevinden. Deze verdeling van de stimuli was zeer gelijklopend voor alle luisteraarsgroepen. Ze hoorden dus allemaal een kwalitatief verschil tussen de spraak van normaalhorende kinderen en kinderen met een gehoorverlies. Spraak van normaalhorende kinderen werd unaniem als beter ervaren dan die van kinderen met een gehoorverlies. De talige achtergrond van de luisteraar blijkt dus nauwelijks of geen invloed te hebben op de beoordelingen.
Van zeven normaalhorende kinderen en veertien kinderen met een gehoorverlies werden 126 korte Nederlandse nonsenszinnen verzameld. Deze zinnen werden in paren voorgelegd aan 81 moedertaalsprekers van het Frans, Duits, Italiaans en het Nederlands met behulp van een tool voor paarsgewijze vergelijking (D-PAC) die vertrekt vanuit een holistische visie op beoordeling. Per paar werd aan de luisteraars gevraagd welke stimulus het beste klonk. Het eindresultaat: een rangorde van de stimuli volgens spraakkwaliteit.
Als we de rangorde analyseren, zien we aan de ene kant vooral normaalhorende kinderen terwijl kinderen met een gehoorverlies zich geclusterd aan het andere uiteinde bevinden. Deze verdeling van de stimuli was zeer gelijklopend voor alle luisteraarsgroepen. Ze hoorden dus allemaal een kwalitatief verschil tussen de spraak van normaalhorende kinderen en kinderen met een gehoorverlies. Spraak van normaalhorende kinderen werd unaniem als beter ervaren dan die van kinderen met een gehoorverlies. De talige achtergrond van de luisteraar blijkt dus nauwelijks of geen invloed te hebben op de beoordelingen.
Presentation
Abstract_DvdF2022_Bujok_etal.pdf
(81.83 KB)