Abstract
Declaratieve vragen zoals "Marina wil haar mandoline verkopen?" verschillen van lexicosyntactisch identieke mededeelzinnen: (i) het accent op het subject is kleiner, (ii) dat op het object is groter, (iii) er is geen toonhoogte-downtrend, en (iv) er is een zinsfinale toonstijging [van Heuven et al., Proc. ESCA Workshop on Prosody & Dialog, 1998]. We vermoeden dus dat het mededeel/vraagonderscheid al voor het zinseinde te horen is. We onderzoeken nu de perceptieve relevantie van (i) t/m (iv). We varieren accent op het subject, evenals dat op het object (beide 0, 3, 6, 9 semi-toon); downtrend is -6, -3, 0 en +3 st/s) en er is wel/geen eindstijging (8 st). In experiment I is elk van de toonpatronen aangeboden in vier "gates": (a) "Marina", (b) "Marina wil haar mando", (c) "Marina wil haar mandoline", (d) "Marina wil haar mandoline verko". Twintig luisteraars beslisten of ze het begin van een vraag of van een mededeling hoorden. In experiment II werd de hele zin aangeboden (128 versies); luisteraars beslisten daar of de uiting een vraag of een mededeling was, en hoe duidelijk het zinstype hoor-baar was (0..10-schaal). Resultaten presenteren we tijdens onze lezing.
Publication type
Presentation
Year of publication
1999
Conference location
Utrecht
Conference name
Dag van de Fonetiek 1999
Publisher
Nederlandse Vereniging voor Fonetische Wetenschappen