Variatie in verscherping: fonologie of fonetiek
Title | Variatie in verscherping: fonologie of fonetiek |
Publication Type | Presentation |
Year of Publication | 2008 |
Conference Name | Symposium Taal- en Spraakvariatie |
Authors | van Oostendorp, Marc |
Publisher | Nederlandse Vereniging voor Fonetische Wetenschappen |
Conference Location | Amsterdam, The Netherlands |
Abstract | Variatie in verscherping aan het einde van de lettergreep speelt een sleutelrol in recente discussies over de rolverdeling van de fonetiek en de fonologie in de beschrijving van taalverschijnselen. Het is de afgelopen jaren steeds duidelijker geworden dat het verschijnsel niet-categorisch is en dat is een probleem voor traditionele fonologische modellen. In deze lezing laat ik zien hoe recent empirisch onderzoek toch verenigd kan worden met een klassieke rolverdeling tussen fonologie en fonetiek: een waarin de fonetiek op een niet-categorische manier categorische representaties interpreteert. Het eerste verschijnsel is dat verscherping in het Nederlands, net als in veel andere talen, onder experimentele condities niet-categorisch is gebleken (Warner et al. 2004). Er is een minimaal akoestisch verschil tussen de finale plosief in _rad_ en die in _rat_ en uit perceptie-experimenten blijkt dat luisteraars dit verschil ook kunnen oppikken, zij het lang niet zo goed als het fonemische verschil tussen _das_ en _tas_ (zie onder andere ook Wheeler 2005 voor het Catalaans, Piroth et al. 1991 voor het Duits, Pye 1986 voor het Russisch en Wilson 2003 voor het Turks). Dit lijkt te betekenen dat subfonemische verschillen een rol spelen in de perceptie, en volgens een beroemd artikel van Port en Leary (2005) toont dit de onhoudbaarheid van de formele fonologie aan. Het tweede verschijnsel is dat Ernestus en Baayen (2003) hebben aangetoond dat de 'onderliggende' stemhebbendheid van stamfinale obstruenten voor een groot deel statistisch voorspelbaar is uit de vergelijkbaarheid van de stam met andere stammen. Sprekers hebben volgens deze auteurs ook kennis van deze statistische regelmatigheden die, wederom, fonologische kennis zouden uitsluiten. In beide gevallen laat ik zien dat verscherping wel degelijk nog steeds als een fonologisch verschijnsel kan en zelfs moet worden beschouwd. Wel moeten de theorieën worden verfijnd om de grotere empirische basis preciezer te kunnen beschrijven; maar dat ligt in de natuur van de wetenschap. Referenties
|